Bij elke zwangerschap wordt het bloed onderzocht op het ijzer- en het glucosegehalte, de bloedgroep en Rhesusfactor, lues, hepatitis B, HIV, irregulaire antistoffen en antistoffen tegen rode hond. Als u bezwaar heeft tegen dit onderzoek dan kunt u dit altijd met ons bespreken. Het ijzergehalte en de glucose in uw bloed wordt bij 27 en 34-35 weken routinematig weer gecontroleerd.
Bloedgroep
De bloedgroep kan A, B, AB of O zijn. Het is belangrijk de bloedgroep te weten voor het geval dat u een bloedtransfusie nodig heeft of indien de situatie zich voordoet dat uw baby na de geboorte geel wordt.
Rhesusfactor
De Rhesus-D factor is een stof die in het bloed aanwezig kan zijn. Als u de stof in uw bloed hebt bent u Rhesus-D positief, ontbreekt de stof dan bent u Rhesus-D negatief. Dat is niets bijzonders, het is een kwestie van erfelijkheid.
Een Rhesus-negatieve zwangere heeft echter wel bijzondere aandacht nodig om complicaties te voorkomen bij een eventuele Rhesus-positieve baby. Tijdens de zwangerschap is er namelijk een kleine kans dat er bloed van de baby in de bloedbaan van de moeder komt. Bij de geboorte is die kans zelfs vrij groot. Komt er nu bloed van een Rhesus-D positieve baby in het Rhesus-D negatieve bloed van de moeder dan kan de moeder afweerstoffen tegen dat bloed gaan maken. Deze zogeheten antistoffen kunnen via de placenta en de navelstreng in het bloed van de baby terecht komen en het bloed gaan afbreken, waardoor het kind of een volgende baby bloedarmoede krijgt.
Het is dus belangrijk om uw rhesusfactor vast te stellen.
Als u Rhesus-D positief bent gebeurt er verder niets.
Bij alle Rhesus-D negatieve vrouwen wordt in de 27e week bloed geprikt om te controleren of er Rhesus-D antistoffen zijn. De kans hierop is erg klein. Tevens wordt uit dit bloedmonster de bloedgroep van de baby bepaald. Als uit deze uitslag blijkt dat de baby Rhesus-D positief is krijgt u bij uw eerstvolgende controle rond 30 weken zwangerschap op het spreekuur een injectie met anti-D. Deze anti-D verkleint de kans op de aanmaak van antistoffen die bij de baby kunnen komen en hem ziek kunnen maken.
Na de bevalling krijgt u deze anti-D injectie nogmaals toegediend om te voorkomen dat u alsnog antistoffen aanmaakt die problemen kunnen veroorzaken bij een volgende baby.
Als de bloedgroep van uw kind Rh-D negatief is is deze injectie bij 30 weken zwangerschap en na de bevalling niet nodig.
Ook afweerstoffen tegen Rhesus-c kunnen tot problemen leiden Als u Rhesus-c negatief bent zal in week 27 opnieuw bloed worden afgenomen. Uw bloed wordt onderzocht op aanwezigheid van afweerstoffen tegen Rhesus-c. Als in uw bloed afweerstoffen worden gevonden zal de ontwikkeling en conditie van uw kind nauwlettend worden gevolgd.
Irregulaire antistoffen
Irregulaire antistoffen zijn antistoffen in het bloed. Ze kunnen ontstaan na een bloedtransfusie, maar kunnen ook voorkomen na een zwangerschap. Deze antistoffen kunnen het bloed van de baby langzaam afbreken. De baby kan daardoor al tijdens de zwangerschap bloedarmoede krijgen. Na de geboorte heeft het kind een grotere kans om geel te worden. Als er irregulaire antistoffen in uw bloed gevonden worden kan ook aan de vader van de baby gevraagd worden om ook zijn bloed te laten controleren. Daarmee kan bepaald worden of er extra controles tijdens de zwangerschap noodzakelijk zijn.
Lues
Lues (syfylis) is een seksueel overdraagbare infectieziekte (= SOA, = geslachtsziekte). In Nederland wordt deze infectie jaarlijks bij enkele tientallen zwangere vrouwen aangetroffen. Bij behandeling vroeg in de zwangerschap zijn er geen gevaren voor het kind. Wordt de ziekte niet ontdekt dan loopt het kind een groot risico om in de baarmoeder te overlijden of ernstig ziek geboren te worden. Als het bloedonderzoek laat zien dat er mogelijk iets aan de hand is, blijkt bij ongeveer de helft van de vrouwen sprake van ‘vals alarm’. Vaak gaat het dan om een andere infectie. Als uit het bloedonderzoek wel blijkt dat het om een luesinfectie gaat wordt u behandeld met antibiotica.
Hepatitis B
Hepatitis B is een infectieziekte van de lever die wordt veroorzaakt door een virus. Ongeveer 4 op de 1000 vrouwen zijn drager van dit virus. De meeste van hen zijn geboren in landen waar deze ziekte vaak voorkomt. Dragerschap van hepatitis B geeft in meer dan de helft van de gevallen geen klachten. In andere gevallen kan sprake zijn geweest van geelzucht, of soms alleen vermoeidheid. Besmetting kan plaats vinden bij de geboorte, via geslachtsgemeenschap of via het bloed van iemand die de ziekte heeft. Bloedonderzoek kan aantonen of u het hepatitis B virus draagt; in dat geval is er risico dat de baby besmet wordt bij de geboorte. Toch hoeft uw kind dan niet ziek te worden: vanaf de geboorte worden injecties gegeven om de ziekte hepatitis B te voorkomen. Ook bespreekt de huisarts met u hoe u besmetting van uw omgeving zo klein mogelijk kunt houden. De GG&GD kan hierbij behulpzaam zijn.
Rode hond
Ook rode hond wordt veroorzaakt door een virus, het Rubellavirus. Als u geen antistoffen tegen het rode hondvirus heeft kan een infectie tijdens de zwangerschap afwijkingen bij het ongeboren kind veroorzaken. Vrouwen die na 1962 zijn geboren hebben op 11-jarige leeftijd vrijwel allemaal een vaccinatie tegen rode hond gehad. Omdat niet iedereen gevaccineerd is en omdat vaccinatie niet altijd voldoende afweerstoffen heeft opgeleverd wordt altijd bloedonderzoek gedaan. Als er geen antistoffen aanwezig zijn kan na het kraambed (opnieuw) vaccinatie plaatsvinden met BMR (bof, mazelen, rode hond). In een volgende zwangerschap is er dan geen gevaar meer voor besmetting met rode hond.
HIV
Het Humaan Immunodeficiëntie Virus is de verwekker van de zeer ernstige ziekte AIDS. Als een vrouw voor of tijdens de zwangerschap geïnfecteerd wordt met HIV kan zij dit virus overdragen op haar baby. Dit is met name mogelijk tijdens de bevalling of bij de borstvoeding. Hierdoor kan de baby AIDS krijgen. Tegenwoordig kan het ziek worden door AIDS met medicijnen worden uitgesteld. De levensverwachting neemt daardoor aanzienlijk toe. Als bekend is dat een zwangere besmet is met HIV verkleinen medicijnen de kans op overdracht van het virus op de baby aanzienlijk. Borstvoeding wordt dan afgeraden.
Infectie met HIV kan optreden door:
- Gemeenschappelijk gebruik van naalden en spuiten
- Via onveilig seksueel contact zonder condoom
- Wisselende onveilige seksuele contacten
- Een biseksuele partner
- Een seropositieve partner
- Een partner uit een land waar veel AIDS voorkomt
- Bloedtransfusies in Nederland in de periode 1980-1985 of op een later tijdstip in een ander land
Ook de voorgeschiedenis van uw partner wat betreft het gebruik van drugs, bloedtransfusies of wisselende seksuele contacten is van belang. Velen vergeten dat onbeschermde seksuele vakantiecontacten ook een risico met zich meebrengen. Door middel van bloedonderzoek is een HIV infectie aan te tonen. Als u meer wilt weten over risicofactoren voor een infectie met HIV, een HIV-test en alles wat daarmee samenhangt dan kunt u vragen naar de folder ‘Testen op HIV. Ja of nee? Informatie voor zwangere vrouwen’.
Hemoglobine en ferritine
In de zwangerschap neemt de zuurstofbehoefte toe en daarom maakt uw lichaam extra rode bloedcellen aan. Maar naast de extra aanmaak van rode bloedcellen wordt er ook meer plasma (bloedvocht) toegevoegd. Omdat het plasmavolume meer stijgt dan de hoeveelheid rode bloedcellen ontstaat er een bloedverdunning. Dit is ook nodig om ervoor te zorgen dat de bloedstroom naar de baby zo makkelijk mogelijk verloopt. Door de bloedverdunning veranderen de waarden in het bloed, de concentratie van het hemoglobinegehalte (een ijzerhoudend eiwit in de rode bloedcellen) neemt per liter bloed dus af.
Hierdoor lijkt het of u bloedarmoede zou hebben maar in feite is de totale hoeveelheid hemoglobine (samen met de rode bloedcellen) toegenomen. Tijdens de zwangerschap komt vaker anemie voor doordat de vraag naar ijzer, foliumzuur en andere mineralen en vitaminen sterk is toegenomen. Deze stoffen zijn belangrijk voor de normale productie van hemoglobine.
Heeft een niet zwangere vrouw een Hb (hemoglobinegehalte) tussen de 7,5 en 10 mmol/l, bij een zwangere vrouw kan dit dalen tot 6,5 (afhankelijk van de periode in de zwangerschap) zonder dat er sprake is van anemie.
Ferritine is een eiwit in het lichaam dat zich bindt aan het ijzer en daardoor zorgt voor opslag in de lever, dus een ijzerreserveproteïne. Als de hoeveelheid ferritine in uw lichaam en daarmee dus uw ijzervoorraad daalt kan er minder hemoglobine, dat ijzer als bouwstof heeft, worden aangemaakt. Een te laag ferritinegehalte kan dus de oorzaak van anemie worden.
Tijdens de zwangerschap wordt drie keer uw bloed op het hemoglobine- en het ferritinegehalte gecontroleerd. Als uw voeding niet afdoende is om deze waarden op peil te houden zullen wij u een ijzersupplement adviseren.
Glucose
In de eerste 3 maanden van de zwangerschap en bij 26 en 34 weken wordt het glucosegehalte in uw bloed bepaald. Dit is om te controleren of u misschien suikerziekte heeft zonder hier klachten van te hebben. Echte zwangerschapsdiabetes (suikerziekte die dus buiten de zwangerschap niet bestaat) ontstaat pas na de 20e week van de zwangerschap.
Het is belangrijk om de bepaling van het glucosegehalte in uw bloed 2 uur na uw ontbijt te laten bepalen.
Er zijn redenen om in de zwangerschap een Glucose Tolerantie Test te laten verrichten waarbij u een suikeroplossing te drinken krijgt. Voor en na dit drankje wordt de glucosewaarde in uw bloed bepaald. De uitslag van dit bloedonderzoek geeft betrouwbare informatie over het al dan niet ontwikkelen van zwangerschapsdiabetes. Redenen voor deze test kunnen zijn:
- Als u eerder een kind heeft gekregen zwaarder dan 4000 gram
- Bij een BMI voor de zwangerschap hoger dan 30
- In een vorige zwangerschap zwangerschapsdiabetes gehad
- Suikerziekte in de familie (ouders, broers, zussen)
- Moeder of zus heeft zwangerschapsdiabetes gehad
- Als in het 1e trimester van de zwangerschap uw glucosegehalte hoger was dan 6,0
- Als uw gewichtstoename of de groei van de baby daar aanleiding voor is
In al deze gevallen wordt de groei van u en uw kind (eventueel met echo’s) extra in de gaten gehouden. Als ondanks een gezonde voeding uw bloedsuikerwaarden te hoog zijn zullen wij u naar een gynaecoloog verwijzen.
Zwangerschapsdiabetes verdwijnt meestal binnen een aantal dagen na de bevalling, maar heeft wel de volgende risico’s:
Het risico voor de moeder is dat zij 50% meer kans heeft om op latere leeftijd diabetes mellitus te ontwikkelen.
Voor het kind zijn er ook risico’s verbonden aan zwangerschapsdiabetes. Door de hoge suikerspiegels van de moeder die via de placenta het kind bereiken en bij het ongeboren kind zorgen voor een overproductie van insuline kan een sterke groei met vetstapeling ontstaan, het kind wordt meestal groter dan de zwangerschapsleeftijd. Dit kan het risico met zich meebrengen van vroeggeboorte of geboortetrauma’s. Na de geboorte kan het kind zijn glucosegehalte niet of moeizaam op peil houden door de weggevallen glucosetoevoer van de moeder. Bovendien blijkt een dergelijk kind zelf een verhoogde kans te lopen op het ontwikkelen van diabetes op latere leeftijd.